Geeuwen werkt aanstekelijk. Maar autistische kinderen doen er nauwelijks aan mee.
Hoe komt het dat mensen elkaar kunnen ‘besmetten’ met hun gegeeuw? Ligt het aan ons grote inlevingsvermogen? Tot nu toe was dat een onbewezen vermoeden. Maar het onderzoek schrijdt voort.
Wat er in de hersenen gebeurt tijdens een uitgelokte geeuw, is twee jaar geleden uitgezocht. Twee hersengebieden worden extra actief, de ‘bovenste slaapgroeve’ en het gebied rond de amygdala oftewel de amandelkern. En die hebben met empathie te maken, inlevingsvermogen dus.
Diezelfde hersenonderdelen vertonen vaak afwijkingen bij mensen met autisme. Zouden zij dus ook minder vatbaar zijn voor het effect van andermans opengesperde kaken? Een groep Japanse onderzoekers heeft dat nu getest.
Ze lieten filmpjes van geeuwende gezichten zien aan 24 autistische kinderen van zeven tot zestien jaar oud, en ook aan evenveel normaal ontwikkelde leeftijdgenootjes. De kinderen kregen de opdracht om het aantal dames op het beeldscherm te tellen, maar in werkelijkheid ging het natuurlijk om hun geeuwgedrag.
De oogst was gemiddeld 1,3 geeuw per gewoon kind en slechts 0,8 stuks per autistisch kind, schrijven Atsushi Senju en collega’s in het vakblad Biological Letters. Dat laatste is nauwelijks hoger dan de halve geeuw die een neutraal filmpje bij beide groepen uitlokte. Het vermoeden bleek dus te kloppen.
De onderzoekers willen nu graag weten of het gaapgebrek ook optreedt bij andere ziektebeelden waarbij het inlevingsvermogen is aangetast, zoals psychopathie en bepaalde vormen van dementie.
Elmar Veerman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten